ODV afstorten naar een lijfrente, waarom niet?

Ongeveer 53.576 dga’s hebben hun pensioen in eigen beheer omgezet naar een ODV. Al deze ODV’s kunnen geheel of gedeeltelijk afgestort worden in een lijfrente.

Bij de afstorting van de ODV in een lijfrente vindt er een overgang plaats van de wet Loonbelasting naar de wet Inkomstenbelasting. Het lijfrenteregime biedt in de uitkeringsfase meer flexibiliteit dan het ODV-regime. Er zijn weinig redenen waarom een DGA wiens BV over voldoende middelen beschikt, zeker in de uitkeringsfase, niet zou kiezen voor afstorting in een lijfrente. Ook wanneer de ODV reeds is ingegaan is het onder voorwaarden mogelijk om af te storten naar een lijfrente.

De voordelen van een afstorting in lijfrente ten opzichte van handhaven van de ODV in de BV zetten wij hieronder op een rij.

Voordelen afstorten ODV in een lijfrente, flexibiliteit

Een ODV verschilt in de uitkeringsfase op een aantal onderdelen nauwelijks van een bancaire lijfrente. Bij beiden is de uitkering onafhankelijk van het wel of niet in leven zijn van de DGA. En bij overlijden vererven zowel de ODV als de bancaire lijfrente. Het erfrecht of het testament bepaalt aan wie de ODV/bancaire lijfrente toekomt. De lijfrente is echter in de uitkeringsfase meer flexibel.

De lijfrente heeft in de uitkeringsfase ten opzichte van de ODV de volgende voordelen:

  1. De lijfrente kan tijdelijk uitgekeerd worden. Bij een ODV-uitkering is dit altijd in 20 jaar.
    Voor een tijdelijke oudedagslijfrente geldt een minimum uitkeringsperiode van 5 jaar, mits de uitkering niet hoger is dan € 22.443 (bedrag 2021) per jaar. Voor een bancaire lijfrente, die 20 jaar of langer uitkeert, geldt deze restrictie niet. Hierdoor kan door een combinatie van een tijdelijke oudedagslijfrente en oudedagslijfrente maatwerk worden geleverd.
  2. De ingangsdatum van een lijfrente kan uitgesteld worden tot en met het kalenderjaar gelegen 5 jaar na de AOW-datum. De ingangsdatum van een ODV is gekoppeld aan de AOW-leeftijd en moet binnen twee maanden na deze datum ingaan. Vanaf dat moment moet de ODV in 20 jaar uitgekeerd te worden.
  3. Een lijfrente kan langer dan 20 jaar na de AOW-leeftijd uitgekeerd worden.
    De ODV eindigt 20 jaar na de AOW-leeftijd. Een lijfrente kan ook 20 jaar na de AOW-datum eindigen, een verplichting is dit echter niet. Er kan ook bij een verzekeraar een levenslange uitkering of als bancaire lijfrente een 25 tot 30-jarige uitkering aangekocht worden. Meer maatwerk dus.
  4. De uitkering van een lijfrente kan ook eerder starten dan 5 jaar voor de AOW-leeftijd. Een ODV kan op zijn vroegst 5 jaar voor de AOW-datum starten en moet dan nog tenminste 20 jaar na AOW-datum uitgekeerd worden. Een oudedagslijfrente kan op elk moment starten, maar zal dan evenals, bij een ODV nog tenminste 20 jaar na de AOW datum uitgekeerd moeten worden.

Voordelen afstorten ODV in een lijfrente, kostenbesparing

De ODV kan alleen maar uitgevoerd worden door een BV. Dit betekent dat de BV in de uitkeringsfase nog 20 jaar kosten zal blijven maken en ook gedurende deze 20 jaar de BV aangehouden zal moeten worden. Afstorting in een lijfrente levert de volgende kostenbesparingen op:

  1. Administratiekosten:
    Een ODV valt onder de wet Loonbelasting. Dit betekent dat de BV inhoudingsplichtig is voor de ODV- uitkering. De BV zal gedurende 20 jaar een loonadministratie bij moeten houden en tijdig loonbelasting af moeten dragen. Bij afstorting in een lijfrente verzorgt de financiële instelling de inhoudingen en afdracht van belastingen.
  2. Kosten van de jaarlijkse berekening:
    De ODV-verplichting en uitkering zal jaarlijks op basis van het gewogen gemiddelde U-rendement berekend moeten worden. Bij afstorting worden de kosten van de jaarlijkse herrekening uitgespaard
  3. Kosten voorzetting BV:
    De BV kan niet geliquideerd worden zolang er nog een ODV in zit. De BV zal dan nog gedurende 20 jaar na AOW-leeftijd aangehouden moeten worden. In dat geval is het goed om te onderkennen dat afstorting van de ODV in lijfrente nog mogelijk is tot en met het 5e kalenderjaar na ingang van de AOW. Bij afstorting kan de BV geliquideerd worden en vallen de kosten van instandhouding van de BV weg.

Voordelen afstorten ODV in lijfrente, vermindering complexiteit

Een BV met een ODV-verplichting heeft nog steeds te maken met de sanctiewetgeving van artikel 19b wet LB. Ook zal de BV tijdig de ingehouden loonbelasting over de ODV-uitkering moeten betalen. Tenslotte zal de BV de dekking op orde moeten houden. Dividend uitkeren waardoor de dekking lager wordt dan 100% wordt fiscaal gesanctioneerd. De DGA is hiervoor als bestuurder verantwoordelijk.
Dit wordt in de praktijk door de DGA als complex ervaren. Met het afstorten van de ODV in een lijfrente verdwijnt deze verantwoordelijkheid en complexiteit. En bij een overlijden van de DGA voordat de ODV-uitkering beëindigd is, zadelt hij ook zijn nabestaanden niet op met deze complexiteit.

Voordelen afstorten ODV in een lijfrente, hogere uitkering

Het ODV-saldo wordt in 20 jaar uitgekeerd en jaarlijks aangepast op basis van het U-rendement. Het U-rendement over 2019 (-0,107%) en over 2020 (-0,382%) is negatief. Dit betekent dat de ODV-uitkering en ook de ODV-verplichting dalen. Bij een blijvende negatieve rente zal het totaal van de ODV-uitkeringen na 20 jaar lager zijn dan het saldo bij aanvang van de uitkering.
Bij een bancaire lijfrente kan er op basis van de huidige tarieven nog een rente gegarandeerd worden. Het verschil tussen het U-rendement en de rente op een gegarandeerde bancaire lijfrente met een uitkeringsduur van 20 jaar is gemiddeld genomen bijna 1,0%.

Bij een verondersteld gemiddeld U-rendement van -0,45% leidt dit bij een ODV-saldo van € 300.000 tot de volgende verschillen:

De uitkering van de bancaire lijfrente blijft gelijk, € 16.469,40. De ODV-uitkering begint op € 15.000 en daalt jaarlijks met -0,45%. De ODV-uitkering is in jaar 20 gedaald naar € 13.768. Na twintig jaar is het totale verschil opgelopen tot € 41.873, een verschil van 14%. Een alternatief voor de gegarandeerde lijfrente is de beleggingslijfrente.

ODV-saldo€ 300.000,00
uitvoeringrenteuitkering jaar 1uitkering jaar 20totaal uitkeringen
ODV uit BV-0,45%€ 15.000,00€ 13.768,14€ 287.514,75
bancaire lijfrente garantie0,95%€ 16.469,40€ 16.469,40€ 329.388,00
verschil na 20 jaar€ 41.873,25


Conclusie

Door de mogelijkheid van uitstel tot 5 jaar na de AOW-leeftijd en de mogelijkheid van een tijdelijke uitkering is de lijfrente is ten opzichte van de ODV meer flexibel. Afstorting van de ODV bevrijdt de BV van de uitvoeringskosten en verminderd de complexiteit voor de DGA en zijn eventuele nabestaanden. Bovendien geeft een bancaire lijfrente, gemiddeld genomen een hogere uitkering dan de ODV. Wanneer de BV op ingangsdatum van de ODV over voldoende middelen beschikt is het afstorten van de ODV de meest aangewezen route. Dit wordt uiteraard anders wanneer op AOW-datum de dekking van de ODV bestaat uit vorderingen op de DGA en of nog vast zit in bedrijfsmiddelen. De DGA heeft dan nog 5 jaar de tijd om middelen vrij te maken en alsnog de ODV af te storten in een lijfrente.

(bron: Montae & Partners. Pensioen up-to-date nummer 4, 2020)

Deel deze blog