Wijzigingen lijfrente jaarruimte (2024)

Met de komst van de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) per juli 2023 verandert er veel in de opbouwmogelijkheden van de oudedagsvoorzieningen in Nederland.  

De wijzigingen binnen de werkgeverspensioenen hebben ook hun invloed op het lijfrente regime.

Zo is het opbouwpercentage van de jaarruimte verhoogd van 13,3% naar 30%, gelijk aan bij pensioen. Deze wijziging is voor lijfrente met terugwerkende kracht ingegaan per 1 januari 2023. Voor 2023 is dit een forse verruiming geweest, omdat de lijfrente franchise in 2023 niet is aangepast. Die bleef voor lijfrentes €13.646 (2023).

De berekeningsmethodiek werd daarmee in 2023;

(30% x premiegrondslag) – (6,27 * factor A)

De premiegrondslag is het inkomen in het voorgaande belastingjaar minus de franchise € 13.646.

De factor A is altijd te vinden op het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) van de werkgever (ontvangen via de pensioenuitvoerder).

Per 2024 is de franchise van de lijfrente gelijkgesteld aan die van het werkgeverspensioen. In de regel is de franchise € 17.545 bij pensioen en is deze franchise vastgesteld voor de berekening van de lijfrente jaarruimte (2024). Jaarlijks wordt de franchise aangepast.

Een lijfrente kun je opbouwen tot 5 jaar ná de AOW datum. Deze 5 jaar wordt gemeten vanaf 1 januari. Ben je op 1 januari nog niet 5 jaar ouder dan de voor jou geldende AOW-leeftijd, dan kun je nog een jaar opbouwen in de lijfrente, waarbij de premie aftrekbaar is. Let er wel op dat het voordeel dan minder is dan wanneer je vóór je AOW-datum premies betaalt aan je lijfrente opbouw rekening.

Bij pensioen via de werkgever heeft de WTP een (enorme) invloed op de pensioenopbouw. Een pensioenregeling gaat vallen onder de regels van de WTP met een vaste beschikbare premie, ongeacht de leeftijd van de werknemer. Of er wordt gebruik gemaakt van de eerbiedigende werking voor reeds bestaande pensioenregelingen. Ook de eerbiedigende werking is WTP. Wijzigingen moeten worden doorgevoerd uiterlijk per 1 januari 2028, zoals het er nu naar uit ziet. Na 1 januari 2028 valt elke werknemer met de pensioenregeling dus onder de WTP.

Je zult het niet direct verwachten, maar bovenstaand uitstapje over werkgeverspensioen heeft invloed op lijfrente.  

De factor A bij lijfrente wordt namelijk afgeschaft. De pensioenaanwas in enig jaar, de factor A, wordt vervangen door de betaalde premie in je pensioenregeling van enig jaar.  

De formule voor lijfrente wordt hiermee dus;

(30% * premiegrondslag) – de jaarlijkse premie-inleg in de pensioenregeling voor zowel de ouderdomspensioen premie als de partnerpensioen premie (na pensioendatum) (i).

i = de premie die wordt gespaard.

Wanneer gebruik je nu de factor A en wanneer gebruik je nu de factor i?

Dit is nog niet helemaal uitgekristalliseerd, maar het lijkt erop dat je de factor A gebruikt wanneer de pensioenregeling van de werkgever nog niet is aangepast aan der WTP. Vanaf het moment dat de regeling wel is aangepast aan de WTP, dus ook onder de eerbiedigende werking, dan lijkt factor i te gaan gelden. Onder de eerbiedigende werking lijkt het moment dat de aanpassing van het nabestaandenpensioen in de pensioenregeling dus maatgevend te worden voor het moment waarop je de factor i moet gaan gebruiken. Pensioenuitvoerders zullen de factor i dan ook moeten gaan verstrekken.

Met de aanpassing aan de WTP is het helaas ook gedaan met de verruiming van de aftrekruimte voor de lijfrente opbouwrekeningen. Die zal naar verwachting weer teruggaan naar het oude niveau. Tot zover helaas de euforie, zo lijkt het.

De pensioenpremie zal zo’n 2 tot 2,5 keer de factor A bedragen. De verruiming van 13,3% naar 30% wordt daarmee weer enorm teruggebracht helaas. Voor de Zzp’er zonder pensioen blijft uiteraard de verruiming in stand, want die kent in de regel geen pensioenopbouw via een werkgever.   

Wil je meer informatie, neem dan contact op met ArbeidsPlus.

drs. Edwin T Langhorst
Pensioen- en inkomensspecialist

Deel deze blog